Skip to content

Fossiele brandstof in Europa ingehaald door zon en wind bij opwekken van stroom


Voor het eerst kwam er vorig jaar in de Europese Unie meer stroom uit hernieuwbare bronnen zoals biomassa, zon, wind en water dan uit fossiele brandstof. Van alle elektriciteit was 38 procent afkomstig uit hernieuwbare bronnen.

Dat blijkt uit een analyse van de onderzoeksbureaus Agora Energiewende en Ember. Met fossiele brandstof werd 37 procent opgewekt. Het marktaandeel van kernenergie daalde harder dan ooit, maar bedraagt toch nog 25 procent. Het volledige rapport is hier te lezen.

De koppositie van hernieuwbare stroom is een gevolg van een paar al langer lopende trends. De stroomproductie met fossiele brandstof neemt al jaren af, vooral de productie met steenkool. Steenkool was in 2015 nog goed voor een kwart van de Europese stroomproductie, vorig jaar was het gehalveerd tot 12 procent.

Stijging duurzame energie

De duurzame stroomproductie steeg sneller dan ooit. De productie van windstroom steeg 9 procent, van zonnestroom zelfs met 15 procent. De productie met biomassa (met name met het verstoken van houtpellets in kolencentrales) stijgt nagenoeg niet.

Daarmee lijkt Europa lekker op weg, maar om zijn duurzaamheidsdoelen van 2030 te halen, zal het tempo nog flink omhoog moeten. In dat jaar moet bijna drie keer zoveel duurzame stroom worden geproduceerd als in 2020. Als alle lidstaten hun plannen netjes uitvoeren, komt de duurzame stroomproductie in 2030 uit op 72 terawattuur op jaarbasis; Europa had zich ten doel gesteld dan 100 terawattuur te produceren.

Nergens was de groei van zonne- en windstroom sterker dan in Nederland: 40 procent in één jaar. Ondanks die enorme groei loopt Nederland nog altijd achter op bijna heel Europa. In de EU wordt nog 37 procent van de stroom met fossiele brandstof opgewekt; in Nederland is dat nog altijd 72 procent. Alleen Polen is nog ‘erger’, met 83 procent fossiele stroom.

Fossiele brandstof wordt ingehaald door duurzame energie

Windenergie fors gegegroeid

In totaal staan er op 1 januari 2021 op land en op zee 2.610 windmolens met een totaal vermogen van 6.719 megawatt (MW). In 2020 is er 2.261 MW bijgebouwd, bijna zeven keer zoveel als een jaar eerder.

Op land nam het vermogen toe met 777 MW. Het grootste deel van deze toename komt voor rekening van de windprojecten die met een Rijksinpassingsplan tot stand zijn gekomen: Prinses Ariane Windpark (voorheen Wieringermeer, 295 MW), Windpark N33 (147 MW) en een gedeelte van Windpark Drentse Monden/Oostermoer, dat in 2021 verder zal worden afgebouwd. De windturbines op land zijn nu samen goed voor een jaarlijkse productie van ca. 11 TWh aan duurzame elektriciteit.

Kernenergie

Opvallend in de analyse van de twee onderzoeksbureaus is de steeds snellere teloorgang van kernenergie. Vorig jaar lag de productie van atoomstroom 10 procent lager dan in 2019. Dat kwam door grote problemen in Belgische en in Franse kerncentrales, en doordat Zweden en Duitsland onverdroten doorgaan met hun programma om kerncentrales te sluiten.

De onderzoekers verwachten dat de daling doorzet, omdat veel landen willen stoppen met kernenergie: Duitsland in 2022, België in 2025, Spanje in 2030. Frankrijk, de grootste producent van atoomstroom, wil zijn productie in 2035 hebben gehalveerd.

Elektriciteit is overigens maar een klein deel van de totale energiehuishouding. Veel meer energie is gemoeid met industriële processen, wegvervoer en verwarming van gebouwen inclusief woningen. Volgens gegevens van Eurostat (het statistisch bureau van de EU) is van de totale energiehuishouding nu rond 20 procent hernieuwbaar te noemen. Zweden is koploper, met 56 procent. Nederland bungelt onderaan met 8,7 procent hernieuwbaar. Alleen Malta en Luxemburg doen het nog slechter.

door Gerard Reijn | Volkskrant 26 januari 2021